CAO Verplichtingen werkgever en werknemer

Nederlandse Universiteiten
1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025

2 Verplichtingen werkgever en werknemer

Artikel 1.8 Algemeen

  1. De werkgever is verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
  2. De werknemer is gehouden de eigen functie naar beste vermogen uit te oefenen, zich te gedragen als een goed werknemer en te handelen naar de aanwijzingen door of vanwege de werkgever gegeven.
  3. Van de werknemer wordt verwacht dat die bij de uitoefening van de functie en in het persoonlijk en gemeenschappelijk optreden naar buiten, naar vermogen in de geest van de doelstelling van de universiteit te werk gaat.

Artikel 1.9 Standplaats

De werknemer kan worden verplicht te gaan wonen in of nabij de plaats waar de arbeid dient te worden verricht, indien dit naar het oordeel van de werkgever, gelet op de aard van de functie, noodzakelijk is voor de goede vervulling daarvan.

Artikel 1.10 Wijziging van functie

Wanneer het belang van de instelling dit vordert, is de werknemer in redelijkheid gehouden, al dan niet in dezelfde organisatie-eenheid en al dan niet in dezelfde plaats waar de arbeid dient te worden verricht, een aanbod van de werkgever voor een andere functie te aanvaarden, die met inachtneming van artikel 9.12 van deze cao passend wordt geacht, in verband met de persoonlijkheid, omstandigheden en vooruitzichten van de werknemer.

Artikel 1.11 Wijziging van werkzaamheden

De werknemer kan worden verplicht tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten dan de gewoonlijke, mits die werkzaamheden redelijkerwijs kunnen worden opgedragen, in verband met persoonlijkheid en omstandigheden van de werknemer. De werknemer kan echter niet worden verplicht werkzaamheden te verrichten in de plaats van werknemers in staking. 

Artikel 1.12 Gedragscode ongewenst gedrag en ombudsfunctie

  1. Mede ter bevordering van het welzijn in de werksituatie willen partijen ongewenst gedrag waaronder (seksuele) intimidatie, agressie, geweld en discriminatie uitbannen.
  2. De werkgever dient een vertrouwenspersoon te benoemen of aan te stellen die tot taak heeft: het verzorgen van de eerste opvang van personen die met ongewenst gedrag zijn geconfronteerd en de eerste opvang bij klachten over handelen in strijd met de Wet gelijke behandeling.
  3. Ter voorkoming en bestrijding van bovengenoemde vormen van ongewenst gedrag, stelt de werkgever een gedragscode vast.
  4. Bij alle universiteiten is per 1 juli 2021 een ombudsfunctie ingericht. Partijen hebben hiervoor een ‘Landelijk kader voor invulling universitaire ombudsfunctie’ vastgesteld (Lees hier).

Artikel 1.13  Gewetensbezwaren

De werknemer heeft het recht op grond van ernstige gewetensbezwaren het uitvoeren van bepaalde opdrachten te weigeren. De werknemer is verplicht om de werkgever hiervan terstond in kennis te stellen met vermelding van de bezwaren.

Artikel 1.14 Nevenwerkzaamheden 

  1. De werknemer is verplicht aan de werkgever mededeling te doen van diens  nevenwerkzaamheden, voordat deze daarmee aanvangt dan wel bij aanvang van het dienstverband.
  2. Nevenwerkzaamheden kunnen alleen worden verricht met toestemming van de werkgever.
  3. Voor het verrichten van nevenwerkzaamheden buiten werktijd wordt toestemming verleend, tenzij er sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond om die te weigeren. Onder een objectieve rechtvaardigingsgrond wordt in ieder geval verstaan de aantasting van het vertrouwen in de wetenschappelijke integriteit, het beschermen van bedrijfsgeheimen, het voorkomen van belangenconflicten, het schaden van het belang van de universiteit, bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemer en overtreding van de Arbeidstijdenwet.
  4. Partijen hebben een sectorale regeling nevenwerkzaamheden Nederlandse universiteiten vastgesteld. Deze regeling maakt onderdeel uit van de cao zoals vermeld in Bijlage J. De werkgever kan in aanvulling op deze regeling een procedure of administratieve regels ter uitvoering van de sectorale regeling vaststellen. 

Artikel 1.15 Persoonlijk voordeel

  1. Het is de werknemer in diens functie verboden vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen of te verzoeken. Het is de werknemer in diens functie verboden vergoedingen, beloningen of geschenken aan te nemen, tenzij de werkgever hiermee instemt.
  2. Het is de werknemer niet toegestaan zonder toestemming van de werkgever in de gebouwen of op de terreinen van de werkgever te eigen behoeve of voor derden arbeid te verrichten respectievelijk te laten verrichten. 

Artikel 1.16 Geheimhouding

  1. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen deze werknemer uit hoofde van diens functie ter kennis komt, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt of uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband. 
  2. De in lid 1 bedoelde verplichting bestaat niet tegenover hen, die delen in de verantwoordelijkheid voor een goede uitoefening van de functie door de werknemer, noch tegenover hen, wier medewerking bij die uitoefening noodzakelijk is te achten, indien en voor zover deze zelf tot geheimhouding verplicht zijn of zich daartoe verplichten. Het in de vorige zin gestelde geldt met inachtneming van wettelijke bepalingen inzake het beroepsgeheim. 
  3. Onverminderd wettelijke bepalingen die op de werkgever rusten, is de werkgever verplicht informatie over werknemers geheim te houden, tenzij de werknemer toestemming heeft gegeven deze informatie te verstrekken. Van deze regel kan worden afgeweken bij eisen van subsidieverstrekkers die passen binnen de geldende regels voor privacybescherming. In dat laatste geval wordt de werknemer hiervan op de hoogte gesteld.
  4. De verplichting tot geheimhouding laat onverlet het in acht nemen van de academische vrijheid genoemd in artikel 1.6 WHW.

Artikel 1.17  Aansprakelijkheid en schadeloosstelling

  1. De werknemer die bij de uitoefening van de eigen functie schade toebrengt aan de instelling of aan een derde jegens wie de instelling tot vergoeding van die schade is gehouden, is daarvoor niet aansprakelijk, tenzij die schade een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid.
  2. De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee deze de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van de eigen werkzaamheden schade lijdt. 
  3. De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van de eigen werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat de in lid 2 genoemde verplichtingen zijn nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. 
  4. De werkgever kan ter zake van het in dit artikel bepaalde nadere regels stellen.

Artikel 1.18 Dienstkleding, onderscheidingsteken

De werkgever kan de werknemer verplichten om voorgeschreven dienstkleding of onderscheidingstekens te dragen. De werkgever kan, in overleg met het bevoegde medezeggenschapsorgaan, regels vaststellen.

Artikel 1.19 Verplichting werknemers ingevolge overeenkomsten met derden

Indien regels zijn gesteld met betrekking tot overeenkomsten van de universiteit met derden, is de werknemer die aan de uitvoering van een dergelijke overeenkomst deelneemt, verplicht zich naar die regels, alsmede naar de inhoud van de desbetreffende overeenkomst te gedragen.