CAO Hybride werken

Nederlandse Universiteiten
1 april 2023 t/m 30 juni 2024

6.3 Hybride werken

Artikel 6.17 Kaders bij het hybride werken 

Bij het hybride werken gelden als uitgangspunt de volgende kaders:

  1. Voor werknemers is hybride werken een mogelijkheid, niet een recht.
  2. De werknemer werkt op de locatie(s) waar hij het effectiefst (en meest tevreden) is, na toestemming van de leidinggevende.
  3. Er worden individuele (werk)afspraken gemaakt tussen leidinggevende en werknemer met inachtneming van de in dit artikel opgenomen kaders. Een handreiking hiervoor is te vinden in het SoFoKleS rapport ‘Hybride werken in het WO’, te vinden op www.unl.nl. De leidinggevende betrekt daarbij mogelijkheden om het hybride werken te faciliteren, bijvoorbeeld hybride vergaderfaciliteiten.
  4. Indien de werknemer gebruik maakt van een thuiswerkplek, hebben de werknemer en de werkgever een verantwoordelijkheid -en de werkgever een controlebevoegdheid- voor de thuiswerkplek vanuit de Arbowet- en regelgeving.
  5. De werkgever kan er voor kiezen de benodigdheden voor de thuiswerkplek te verstrekken, ter beschikking te stellen of hiervoor een vergoeding te geven, bijvoorbeeld op declaratiebasis. Een vergoeding geven is alleen mogelijk als de werkgever kan toetsen of die thuiswerkplek aan de vereisten van de Arbowet- en regelgeving voldoet.
  6. Met werknemers die niet in Nederland wonen, kan de werkgever een aangepaste afspraak maken, rekening houdend met de fiscale en sociale zekerheidssituatie.