Gezonde praktijk in het Nederlandse Promotiestelsel

Artikel

Contact

Sofie Dings

Beleidsadviseur onderzoek

Nederlandse universiteiten bewaken voortdurend de kwaliteit van promoties en het promotiestelsel. De kwaliteit van het Nederlandse promotiestelsel is dan ook hoog. Om deze kwaliteit hoog te houden is er in 2018 een landelijke handreiking ontwikkeld genaamd “Een gezonde praktijk in het Nederlandse Promotiestelsel”. Deze handreiking biedt tevens handvaten om op een uniforme en passende manier om te gaan met ontwikkelingen die het hele stelsel aangaan, zoals de groei van het aantal (internationale) promovendi en het toenemende belang van datamanagement, open science en maatschappelijke impact.

Contact

Sofie Dings

Beleidsadviseur onderzoek

In het document “Een gezonde praktijk in het Nederlandse Promotiestelsel” staan uitgangspunten die door alle 14 universiteiten worden onderschreven. Het betreft bijvoorbeeld een heldere registratie van het aantal en de verschillende typen promovendi, de inbedding van promovendi in Graduate Schools, de opleiding en begeleiding van promovendi en de beoordeling van het proefschrift. Daarnaast bevat het document een aantal aanbevelingen met betrekking tot de invulling van de uitgangspunten. Hierbij is ruimte voor lokale diversiteit.

Veel van de uitgangspunten en aanbevelingen uit het gezonde praktijkdocument zijn inmiddels verankerd in de promotiereglementen en/of andere beleidsdocumenten van de veertien bij UNL aangesloten universiteiten. Zo hebben alle universiteiten in het promotiereglement vastgelegd dat elke promovendus wordt begeleid door tenminste twee (co)promotoren (het vier-ogenprincipe), hebben alle promovendi de mogelijkheid zich in te schrijven bij een Graduate School en bieden alle universiteiten trainingen aan voor promovendibegeleiders.

Typen promovendi

In Nederland is het uitvoeren van een promotieonderzoek op meerdere manieren ingericht. Zo zijn er promovendi die als medewerker, in dienst van de universiteit, onderzoekinstituut of medisch centrum, betaald onderzoekswerk verrichten (werknemer promovendus en promoverend medewerker). Daarnaast is een grote groep promovendi die niet in dienst zijn en geen arbeidsrelatie hebben met de instelling waarbinnen zij onderzoek doen. Deze personen promoveren op basis van een gastvrijheidsovereenkomst (GVO). Het gaat dan bijvoorbeeld om (buitenlandse) promovendi die een onderzoeksbeurs van het thuisland of een andere beursverstrekker hebben verkregen (beurspromovendi) of om promovendi die naast hun baan bij een andere werkgever in deeltijd onderzoek doen (extern gefinancierde promovendus). Ook kan het gaan om mensen die geheel in eigen tijd en met eigen middelen een promotieonderzoek uitvoeren (buitenpromovendus).

De verschillende typen promovendi zijn belangrijk voor de universiteiten. Er zijn promovendi die voltijds bijdragen aan grote onderzoeksprojecten, maar ook promovendi, zoals bijvoorbeeld de buitenpromovendi, die een schat aan werkervaring op een bepaald terrein meebrengen. 

Onderstaande visual geeft het aantal promovendi aan de veertien universiteiten per 1 januari 2022 weer volgens deze indeling.

 

Promovendi-enquêtes

Alle promovendi binnen een instelling vallen onder de zorgplicht van de universiteit of het onderzoeksinstituut. Om zicht te krijgen op de ervaringen van promovendi en de tevredenheid met het promotietraject, zetten universiteiten regelmatig enquêtes uit. Soms zijn deze enquêtes onderdeel van grotere onderzoeken onder alle medewerkers van de instelling (bijv. medewerkerstevredenheid-onderzoek), soms zijn deze enquêtes specifiek gericht op promovendi. 

 

Pilot uniforme evaluatie van Nederlandse promotietrajecten

Om meer uniformiteit te bereiken in de manier waarop universiteiten ervaringen van promovendi evalueren, zijn sinds 2019 alle Nederlandse universiteiten, UNL en het Promovendi Netwerk Nederland (PNN) verenigd in een landelijke projectgroep. 

Deze projectgroep heeft een set van kernevaluatievragen geformuleerd die universiteiten binnen een eigen enquête-instrument kunnen inzetten.  Met deze landelijke evaluatievragen krijgen de universiteiten, UNL, OCW en PNN zicht op ervaringen met en tevredenheid over, verschillende aspecten van het promotietraject, waaronder onderwijs, begeleiding, faciliteiten en werkdruk. 

In 2021 hebben acht universiteiten (Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Utrecht, Universiteit Leiden, Universiteit Twente, Maastricht University, Erasmus Universteit Rotterdam en de Open Universiteit) – bij wijze van pilot – de landelijke vragen afgenomen.

Op de webpagina promovendisurvey worden de belangrijkste resultaten op een rij gezet. 

Rapportage Uniforme Evaluatie Nederlandse promotietrajecten

Rapportage Evaluatie Nederlandse Promotietrajecten 2021.pdf

Factsheet

Een gezonde praktijk in het Nederlandse promotiestelsel

Een_gezonde_praktijk_in_het_Nederlandse_promotiestelsel.pdf

Publicatie