Instellingsaccreditatie is een betere manier om universitair onderwijs te accrediteren
Standpunten
Contact
De veertien Nederlandse universiteiten zijn van mening dat we moeten toewerken naar een nieuw stelsel van Instellingsaccreditatie. Onderwijsinstellingen worden in dit nieuwe stelsel getoetst op de manier waarop zij de interne kwaliteitszorg en governance hebben geregeld. Bij een positieve beoordeling van deze instellingstoets kunnen de instellingen samen met hun personeel en studenten de opleidingsbeoordeling zelf vorm geven.
- Het wijzigen van het stelsel naar instellingsaccreditatie zorgt ervoor dat het onderwijs meer geflexibiliseerd en gemodulariseerd kan worden;
- Instellingsaccreditatie legt de verantwoordelijkheid over de kwaliteitsbeoordeling van opleidingen bij de universiteiten zelf, wat het eigenaarschap vergroot;
- Instellingsaccreditatie versterkt de medezeggenschap van studenten binnen een instelling.
Contact
Met een wijziging van het accreditatiestelsel en de invoering van instellingsaccreditatie, komt de verbeterfunctie van het onderwijs weer centraal te staan in de kwaliteitszorg. Instellingsaccreditatie betrekt studenten en personeel actief bij de kwaliteitszorg van hun opleidingen, wat de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt. Internationaal gezien zijn er al voorbeelden van landen die werken met instellingsaccreditatie, waaronder Vlaanderen, Denemarken en Estland. De ervaringen in de deze landen zijn positief. Zo geldt in Denemarken dat instellingsaccreditatie een positieve bijdrage levert aan professionalisering, de ontwikkeling van kwaliteitsborgingsprocedures en de verankering hiervan bij het onderwijsmanagement. In Vlaanderen ervaart men een vergroot gevoel van eigenaarschap en vertrouwen. Instellingen ervaren bovendien meer autonomie en een stimulans van de kwaliteitscultuur.
Instellingsaccreditatie draagt bij aan toekomstgericht onderwijs voor de student
Studenten vragen om nieuwe en flexibele vormen van onderwijs, bijvoorbeeld het kunnen volgen van losse minoren, summerschools en losse modules. Opleidingsaccreditatie biedt niet de mogelijkheid om losse modules te voorzien van een kwaliteitslabel, waardoor instellingen vast moeten blijven houden aan oude vormen van onderwijs. Het wijzigen van het stelsel naar instellingsaccreditatie zorgt ervoor dat het onderwijs meer geflexibiliseerd en gemodulariseerd kan worden. Daarnaast ontstaan er ook meer interdisciplinaire opleidingen en onderwijs in het kader van Leven Lang Ontwikkelen. Op die manier blijft het onderwijs ook in de toekomst aansluiten op de behoefte van de student.
Instellingsaccreditatie vergroot het eigenaarschap van de onderwijsgemeenschap
Instellingsaccreditatie legt de verantwoordelijkheid over de kwaliteitsbeoordeling van opleidingen bij de universiteiten zelf. Dit vergroot het eigenaarschap bij de betrokkenen - zoals studenten, docenten en onderwijsdirecteuren-, en geeft een stimulerende impuls aan opleidingen en instellingen zelf om de kwaliteitscultuur te verstevigen. Bovendien sluit door instellingsaccreditatie de interne kwaliteitszorg beter aan op interne processen, onderwijs- en didactische visie. Als onderwijsinstellingen de evaluatiecyclus zelf kunnen inrichten, dan kunnen zij eerder bijsturen en continu evalueren. Uit een onderzoek van Andersson Elffers Felix uit 2019 naar de ‘ervaren werkdruk’ rondom het huidige accreditatieproces, blijkt bovendien dat docenten het nut er niet altijd van inzien. Door middel van het creëren van eigenaarschap kunnen docenten op een zinvolle wijze bijdragen aan de kwaliteitscultuur van hun opleiding en instelling. Inspanningen worden als zinvoller ervaren, waardoor de ervaren werkdruk op opleidingsniveau vermindert.
Instellingsaccreditatie versterkt de medezeggenschap binnen een instelling
Instellingsaccreditatie betrekt studenten in grotere mate bij kwaliteitsbeoordelingen. In het nieuwe stelsel is er een sterke rol voor de medezeggenschap weggelegd om mee te praten over de manier waarop instellingen invulling geven aan het systeem van instellingsaccreditatie. Dit biedt de centrale medezeggenschap de ruimte om richting te geven aan bredere thema's rondom kwaliteitszorg waarop de instelling zich richt, zoals werkdruk en sociale veiligheid. Daarnaast wordt de medezeggenschap zo decentraal mogelijk betrokken bij meerdere processen, zoals de selectie van onafhankelijke deskundigen en studenten in het panel en het plaatsen van opmerkingen bij de beoordelingsprocedure. Dit vergroot de rol van de medezeggenschap en de mate waarop studenten inspraak hebben in de onderwijskwaliteit.