Bindend studieadvies is goed voor student en studentsucces

Standpunten

In het coalitieakkoord heeft het kabinet aangegeven het bindend studieadvies (bsa) af te zwakken. De veertien Nederlandse universiteiten zijn van mening dat dit ongewenst en onverstandig is. Daar liggen verschillende redeneringen, onderzoeken en ambities aan ten grondslag.

  • Het bsa leidt niet tot meer uitval, maar wel tot eerdere uitval.
  • Het bsa draagt bij aan de onderwijskwaliteit doordat studenten met voldoende voorkennis in het tweede jaar instromen.
  • Aanpassing van het bsa verplaatst de druk op studenten naar jaar 2 en verhoogt de werkdruk van medewerkers.
  • Universiteiten gaan coulant om met studenten die door overmacht de norm niet halen

Het bsa is een decennium geleden ingevoerd als onderdeel van een breder pakket om het studiesucces van studenten te bevorderen. Daarmee wilden politiek en hoger onderwijs de hoge uitval in het bacheloronderwijs verlagen, de gemiddelde studieduur verkorten en studenten helpen om zo snel mogelijk op de bij hen passende opleiding terecht te komen. Daartoe zijn samenhangende maatregelen en verbeteringen doorgevoerd, zoals beter studeerbare programma’s, intensievere begeleiding, en – als sluitstuk – het bsa. 

Niet meer, maar eerdere uitval

Uit onderzoek blijkt dat het bsa niet leidt tot meer uitval, maar wel tot eerdere uitval. Het blijkt dat de totale uitval in opleidingen sinds de invoering van het bindend studieadvies niet is toegenomen: wel vallen studenten eerder uit in het eerste jaar, dan in het tweede of derde jaar. Ook blijkt dat de meeste studenten die een negatief bindend studieadvies krijgen, dan ook meteen vér onder de norm zitten. De kleine groep studenten met een negatief bsa nét onder de norm, mag in ruim 60 procent van de gevallen door met de opleiding (dankzij coulancemaatregelen).

Goed voor onderwijskwaliteit

Het brede pakket aan maatregelen, inclusief het bsa, heeft ook een effect op de kwaliteit van het onderwijs na het eerste jaar: de studenten beginnen beter voorbereid aan het tweede studiejaar. De vakken in de hogere jaren bouwen voort op de basis die wordt gelegd in het eerste studiejaar. Als studenten een belangrijk deel van het eerste jaar missen, betekent dat een extra uitdaging voor docenten. Zij moeten meer aandacht schenken aan de studenten die delen gemist hebben. Dat gaat uiteraard ten koste van de aandacht voor de andere studenten.

Aanpassing leidt tot meer werkdruk

Bovendien verwachten we dat werkdruk en financiële druk op de instellingen worden vergroot, doordat studenten langer blijven studeren. Dit zal leiden tot extra druk op studentbegeleiders, omdat studenten langer blijven studeren in een studie die niet bij hen past. Daarnaast zal het ook leiden tot extra werkdruk bij docenten, doordat er meer studenten in een opleiding zitten, terwijl de werkdruk al hoog is. Dit veroorzaakt een grotere druk op voorzieningen, zoals bibliotheekvoorzieningen en studieplekken, voorzieningen die nu al onder druk staan bij de Nederlandse universiteiten. Tot slot legt dit ook extra druk op externe voorzieningen, zoals huisvesting.

Maatwerk altijd mogelijk

Universiteiten komen pas tot een negatief bindend studieadvies na een zorgvuldige procedure, op basis van heel duidelijke richtlijnen. Op alle universiteiten wordt bovendien gewerkt met een zogeheten hardheidsclausule. Het is een misverstand te denken dat studenten die het BSA net niet halen, onverbiddelijk weggestuurd worden. Er is altijd ruimte voor het persoonlijke verhaal van de student en voor maatwerk.

Alternatieven voor aanpassing

Wij zien echter wel alternatieven:

  • De universiteiten hebben voorgesteld om in samenspraak met de lokale medezeggenschap en rekening houdend met de lokale onderwijscontext, instellings- of opleidingsspecifiek een norm te bepalen voor “evidente onvoldoende studievoortgang” norm en het bijbehorende flankerend beleid af te spreken.
  • Hoewel de universiteiten het geen goed voorstel vinden (zie argumentatie hierboven) om een landelijke maximum norm te stellen, zou indien hier toch voor wordt gekozen, 45 studiepunten beter aansluiten bij de doelstellingen van het bsa en het huidige onderwijsbeleid van universiteiten.

Ook is er ruimte voor verbetering van flankerend beleid. Zo kan de verwijzende functie van het bsa worden verbeterd. De universiteiten gaan zowel dit onderzoek als flankerend beleid in pilots uitwerken.  

Conclusie: het bindend studieadvies is goed voor student en studentsucces

Het is voor universiteiten van groot belang om de optie te houden om het bindend studieadvies in te zetten. Dit is goed voor de onderwijskwaliteit en voor het voorkomen van late uitval, en daarmee voor studenten. Bovendien zou een aanpassing kunnen zorgen voor verhoogde werkdruk bij docenten en is er altijd ruimte voor maatwerk.

Download de publicatie