Sectorakkoord

In het sectorakkoord is vastgelegd hoe de inzet van de studievoorschotmiddelen zal verlopen. De middelen worden geïnvesteerd in onderwijskwaliteit. Hierover maken de universiteiten, in overleg met medezeggenschap, zelf kwaliteitsafspraken. Daarnaast spreken minister en universiteiten af om de komende jaren samen te werken aan internationalisering, het tegengaan van werkdruk en de impact van onderzoek. Voor de universiteiten is het belangrijk dat het akkoord uitgaat van vertrouwen en autonomie.

Contact

In het sectorakkoord staan onder meer afspraken over: 

  • De besteding van studievoorschotmiddelen – door de invoering van het studievoorschot komt vanaf dit collegejaar geld vrij voor de kwaliteit van onderwijs. Het overgrote deel (90%) van dit budget kan door de universiteiten zelf, in goed overleg met de medezeggenschap, worden besteed. De studievoorschotmiddelen worden ingezet voor kleinschalig onderwijs, talentontwikkeling, studentenwelzijn en docentprofessionalisering. 
  • Transparantie – met het oog op de publieke verantwoording ontwikkelen de universiteiten een sectordashboard waarin zij kerngegevens laten zien voor onderwijs, onderzoek en impact. Specifiek voor de kwaliteitsafspraken geldt dat universiteiten in hun jaarverslag laten zien hoe het staat met de uitvoering. Daarnaast komt er in 2022 een tussentijdse evaluatie over de besteding van de studievoorschotmiddelen en wordt in 2024 de balans opgemaakt door de NVAO. 
  • Het versterken van de impact – wetenschap heeft een aanzienlijke, positieve invloed op de maatschappij. Om dit te versterken en te structureren blijven de universiteiten inzetten op versterking van de Knowledge Transfer Offices en op start-ups. Ook zal er meer worden samengewerkt aan belangrijke onderzoeksthema’s, bijvoorbeeld via de Nationale Wetenschapsagenda. 
  • Werkdruk – het terugdringen van werkdruk is een belangrijke prioriteit voor de komende jaren. Regeldruk is een van de oorzaken van werkdruk. De minister van OCW gaat daarom met de universiteiten in gesprek over het verminderen van de administratieve lastendruk rondom de accreditatie van opleidingen, bijvoorbeeld door middel van instellingsaccreditatie. 
  • Internationalisering – internationale perspectieven zijn van grote waarde voor de universiteiten, het onderwijs en de wtenschap. Voor het in goede banen leiden van internationalisering, heeft de VSNU samen met de VH de Internationaliseringsagenda geschreven. Aandachtspunten hierin zijn onder andere taal, huisvesting en uitgaande mobiliteit. Bij de aansluiting op mondiale ontwikkelingen past ook de Nederlandse koploperspositie op het gebied van Open Science. 
  • Toegankelijkheid – de universiteiten zetten zich in om toegankelijkheid te waarborgen, de kwaliteit van selectiemethoden te verbeteren en transparantie rond selectie te vergroten.