Nationale alumni enquête
Cijfers
Contact
Universiteiten zetten zich in voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt. Verreweg de meeste wetenschappelijke opleidingen leiden niet op voor één beroep of zelfs één sector. Het voornaamste doel van deze opleidingen is om studenten academische vaardigheden bij te brengen, die zij in allerhande beroepen en sectoren kunnen inzetten.
De Nationale alumni Enquête (voorheen: WO Monitor) is een landelijke enquête onder alle recent afgestudeerde master- en doctoraalstudenten aan de Nederlandse universiteiten. Het onderzoek vindt sinds 2009 tweejaarlijks plaats. De resultaten van de NAE geven antwoord op de vraag: hoe doen recent afgestudeerde academici het op de arbeidsmarkt?
Universiteiten van Nederland publiceert op hoofdlijnen over landelijke resultaten. De universiteiten verwerken zelf de gegevens voor de eigen universiteit en opleidingen.
Contact
Respondenten Nationale Alumni Enquête
Voor het onderzoek worden afgestudeerden ongeveer anderhalf jaar na afstuderen uitgenodigd deel te nemen*. Voor de NAE2023 zijn 50.525 masterstudenten die in de periode 2021-2022 zijn afgestudeerd benaderd. Dat heeft geleid tot 16,2% bruikbare respons .
Elke respondent is afgestudeerd bij een (voltijdse) masteropleiding. Voorafgaand aan deze master hebben de meeste afgestudeerden een bachelor gevolgd aan een universiteit. Een kleiner deel is doorgestroomd vanuit het hbo of vanuit een niet Nederlandse onderwijsinstelling.
NB: In 2017 zijn er voor het eerst respondenten binnen de sector 'Sectoroverstijgend'. Het aantal respondenten voor deze sector is echter zeer beperkt; in 2017 en 2019 waren hier respectievelijk 19 en 21 respondenten. vanwege de kleine statistische aantallen, worden de gegevens van deze sector niet in alle odnerstaande tabellen getoond. IN de totalen zijn ze wel meegenomen.
* Enkele universiteiten vragen ook het tussen liggende cohort om deel te nemen aan de enquête. Deze informatie is niet landelijk beschikbaar en wordt (dus) niet ontsloten.
Aantal maanden tot eerste baan
In 2023 vinden afgestudeerden gemiddeld na 2,7 maanden een eerste betaalde baan. Dit is meer dan in de jaren daarvoor maar minder dan bij het onderzoek in 2021. Van de respondenten had 34% meteen na afstuderen een baan; 54% had een baan binnen 1 tot 6 maanden na afstuderen. Afgestudeerden bij universitaire lerarenopleidingen (sector Onderwijs) vonden het snelst een baan.
Gezien de vraagstelling die gebruikt is in het onderzoek (“Hoeveel maanden zaten er tussen uw afstudeer-datum en uw eerste betaalde baan?”) zegt dit gegeven zowel iets over de “zoektocht” naar een baan als over de bereidheid om meteen na afstuderen te beginnen met werken.
Onderdeel van de beroepsbevolking
Beroepsbevolking valt uiteen in twee categorieën: werkende beroepsbevolking en niet-werkende beroepsbevolking.
- Tot de werkende beroepsbevolking worden de respondenten gerekend die tenminste 12 uur per week betaald werk verrichten.
- Tot de werkeloze beroepsbevolking behoren afgestudeerden die niet of minder dan 12 uur per week betaald werken, maar wel beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt.
Niet alle afgestudeerden zijn na afstuderen beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Afgestudeerden ouder dan 65 jaar of afgestudeerden die hun huidige situatie als student typeren en daarnaast nog een aantal uur betaald werk verrichten, worden niet meegeteld. Dit geldt ook voor respondenten die betaald werken maar niet hebben aangegeven hoeveel uur per week ze betaald werk verrichten.
Werkzame en werkloze beroepsbevolking
Bij het onderzoek in 2023 is 95% van de respondenten werkzaam en 5% werkloos. Het aantal respondenten met een baan is het hoogst in de sector Gezondheid en het laagst in de sector Taal & Cultuur.
Aansluiting arbeidsmarkt: opleidingsrichting en opleidingsniveau
Aan de werkende respondenten is gevraagd in hoeverre de huidige functie recht doet aan het niveau van de gevolgde opleiding (wo-master) en aan de opleidingsrichting. Bij de aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt wordt gekeken in hoeverre daatussen een ‘match’ is. Als de afgestudeerde niet terecht komt in de sector waarvoor de gevolgde opleiding opleidt, wordt gesproken van een ‘horizontale mismatch’. In de context van academisch onderwijs is dit echter een beperkt bruikbare term: verreweg de meeste universitaire opleidingen leiden niet op voor één beroep of zelfs één arbeidssector. Het voornaamste doel van deze opleidingen is om studenten academische vaardigheden bij te brengen die in allerhande beroepen en arbeidssectoren inzetbaar zijn.
In 2023 lijkt de match opnieuw te zijn verbeterd ten opzichte van eerdere jaren: over het totaal geven meer respondenten aan een betere match te hebben (61,2%). Per sector ziet dit er verschillend uit.
Afgestudeerden die aangeven momenteel ander werk te zoeken, rapporteren vaker een 'dubbele mismatch'. Zij werken in vaker een andere arbeidsmarktsector en op een lager niveau.
Soort aanstelling werkzame beroepsbevolking
Van de afgestudeerden met een baan heeft 47 % anderhalf jaar na afstuderen een vaste aanstelling. Bij het onderzoek in 2023 heeft de grootste groep van de respondenten met een baan een tijdelijke aanstelling, al dan niet met uitzicht op een vast contract.
Tevredenheid alumni over opleiding en aansluiting arbeidsmarkt
Respondenten van de NAE zijn bijzonder positief over de opleiding: op een vijfpuntsschaal scoort de tevredenheid over de masteropleiding een 4,1. 87% van de respondenten is tevreden tot zeer tevreden over de wo-masteropleiding. Ook de inhoud, de inhoudelijke samenhang, de verworven algemene en wetenschappelijke vaardigheden evenals de opgedane specifieke vakkennis scoren een ruime voldoende.
De meeste wetenschappelijke opleidingen leiden niet op tot één specifiek beroep waardoor het verwerken van vaardigheden en voorlichting op de beroepsmogelijkheden voor opleidingen best een uitdaging is. Dit is bij de afname in 2023 evenals in 2021 niet ten positieve veranderd ten opzichte van eerdere jaren.
Afgestudeerden zijn kritisch als het gaat om de vaardigheden voor en de voorbereiding op de arbeidsmarkt zoals deze worden aangeboden tijdens de masteropleiding. Ook de voorlichting op de beroepsmogelijkheden scoort niet hoog. Een kwart tot bijna 40% van de respondenten is over deze onderwerpen (zeer) ontevreden. Uitzondering is de sector 'Gezondheid' waarbij studies zoals Geneeskunde en Tandheelkunde een duidelijke beroepsprofiel hebben.
Let op: Bij de afname in 2021 is in de vragenlijst de vraagstelling met de items die betrekking hebben op de voorbereiding op de arbeidsmarkt aangepast: in plaats van het begrip "beroepspraktijk" wordt nu het woord “arbeidsmarkt” gebruikt.
Basis voor start arbeidsmarkt en het verder ontwikkelen van kennis
Aan respondenten is gevraagd in welke mate de wo-opleiding een goede basis biedt voor het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden. De respondenten zijn hierover positief: 71% van de werkzame alumni geeft aan dat de opleiding in (zeer) sterke mate hiervoor een goede basis biedt.
Ook is gevraagd in hoeverre de wo-opleiding een goede basis heeft geboden om te starten op de arbeidsmarkt. 60% van de werkzame alumni geeft aan dat de opleiding in (zeer) sterke mate deze basis heeft geboden.
Respondenten die op het moment van bevragen een baan hebben, antwoorden duidelijk positiever dan respondenten behorende tot de werkloze beroepsbevolking. Deze laatste groep is duidelijk minder enthousiast over de mate waarin de gevolgde opleidingen een goede basis biedt voor de arbeidsmarkt en het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden (zie waarden in onderstaande figuur).
Alumni kiezen voor dezelfde studie
Aan het eind van de NAE-vragenlijst wordt aan alle respondenten de vraag gesteld: “Zou u de gevolgde opleiding achteraf gezien opnieuw kiezen?” 78 % van de afgestudeerden geeft bij het onderzoek in 2023 aan dezelfde opleiding, bij dezelfde universiteit opnieuw te kiezen. Als redenen hiervoor worden onder andere genoemd: de prettige sfeer van de universiteit, de betrokkenheid en kwaliteit van medewerkers/docenten en de inhoud van de gevolgde masteropleiding, zowel de diepgang en specialisatie hierbinnen, als ook de mate van keuzevrijheid. Deze redenen zijn ten opzicht van eerdere afnamen onveranderd.
Landelijk is het aandeel personen dat zegt niet te gaan studeren opnieuw minder dan 2 procent.